Doorzetten loont: Gerechtshof doet gunstige uitspraak voor burgers

Soms doet het Gerechtshof een uitspraak waar een grote groep burgers iets aan heeft en jezelf (Joost Niederer) een goed gevoel krijgt voor je inzet.

In een recente zaak van mij heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan en geoordeeld dat de gedraging “handelen inzake een geslotenverklaring” geen gedraging is die valt binnen het domein waarvoor de Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) bevoegd is (de openbare ruimte). De boete moest hierom vernietigd worden.

Eenvoudige gezegd betekent dit het volgende. Gemeentes hebben BOA’s in dienst die voor het uitoefenen van hun taken beëdigd moeten zijn. Nu zijn er verschillende domeinen te onderscheiden waarbinnen een BOA actief kan zijn. De meeste BOA’s werken binnen het domein “openbare ruimte”.

Waar het in de uitspraak om gaat is dat een BOA die beëdigd is voor het domein “openbare ruimte” niet buiten dit domein mag optreden. Overtredingen moeten dan te maken hebben met handhaven van de openbare orde. Wat bijvoorbeeld geen schendingen van de openbare orde is, zijn: fietsen op de stoep, met een brommer op het fietspad rijden, buiten vakken parkeren en op de stoep parkeren.

Burgers hebben nu weer een extra argument om een boete voor een dergelijke gedraging aan te vechten. Het is namelijk de vraag of de verbalisant wel bevoegd is om te handhaven.

Het aanvechten van zo’n boete verloopt in drie stappen:

  1. Administratief beroep (bezwaar) bij de officier van justitie (CVOM) in Utrecht
  2. Beroep op de kantonrechter
  3. Hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Laat je niet ontmoedigen als de officier van justitie of de kantonrechter je geen gelijk geven! Mijn ervaring is dat pas in de fase van het hoger beroep de zaak écht serieus wordt bekeken. In die fase worden de meeste boetes vernietigd.

Uitspraken

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 maart 2018, WAHV 200.191.067
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5888
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3330

 

Het 7’s model verschaft duidelijkheid

Bij deze wil ik wat in mijn blog die op Joost Niederer.nl staat wat vertellen over een artikel die ik samen met Stephanie Koevermans heb geschreven. Vandaag schrijf ik deel 1 over dit onderwerp.

7’s model en de bevindingen

Bij het besturen en controle hebben over een bedrijf is een goede management Contolesysteem (ook wel MCS genoemd) vereist.  De volgende vraag zal dan zijn: Hoe kan ik het systeem zo goed optimaliseren, zodat het daadwerkelijk werking heeft op de doelstellingen in het bedrijf? Hierbij kan het 7’s model de nodige duidelijkheid verschaffen bij het proces.

Er zijn twee personen die belangrijk zijn geweest bij de oorsprong van MCS. Als eerste heb je Merchant die er van uit gaat dat het bestuur van een bedrijf die overgaat tot actie die de werknemers moeten sturen te doen wat goed is voor het bedrijf. Wanneer er geen grip is op de werknemers kunnen dat drie gevolgen hebben: te weinig sturing, problemen op gebied van motivatie en beperkingen van het persoon. Volgens Merchant kan je op drie manieren grip krijgen: controleren van acties, controleren van het resultaat en controle van het personeel en de gedragingen.  De acties moeten de werknemers van het bedrijf sturen in het juiste gedrag. De controle op de resultaat is meer voor de daadwerkelijke output dat uit een bedrijf komt.  Het personele en culturele gedeelte richt zich voornamelijk op de regels binnen het bedrijf. Hierbij kan je denken aan doorgroei mogelijkheden, waardoor personeel wordt getriggerd.

Als tweede is de weg die Simons graag ziet als volgt. Een bedrijf kan tot een strategie komen door vier controle hefbomen toe te passen. Als eerst het overtuig systeem dat op basis van normen en waarden die verbonden zijn met de strategie. Als tweede heb je het grenssysteem die het persoon gedragsgrenzen stelt. Het systeem dat gebaseerd is op diagnose kijken managers behaalde cijfers met de afgesproken normen. Als laatst wordt er een systeem besproken die een mogelijkheden biedt om informatie te verzamelen.

Ik (Joost Niederer) krijg hier vaak vragen over en hoop je in het eerste deel wat relevante informatie heb gegeven.

 

 

Boerenverstand voor optimale management modellen

boeren verstand joost niederer

Op 24 april plaatste ik op joostniederer.nl een korte blog over Prestatiemetingen in organisaties. Hierin schreef ik kort over een tweeluik dat ik, samen met Kim Bessems, in 2005 heb geschreven voor het Tijdschrift Controlling. Wij bespraken hier de voor- en nadelen van verschillende theoretische modellen. Het artikel is hier terug te lezen:

Deel 1

Deel 2

Kortgeleden kreeg ik van een lezer van de tweeluik een aantal vragen. Zij was in de praktijk aan de slag gegaan met de theoretische modellen die wij bespraken. Zij wilde graag weten of de analyse van de modellen uit 2005 nog relevant was. Ook wilde zij binnen haar bedrijf graag een prestatie meetsysteem voor HR management en opleidingen van een grote groep medewerkers opstellen, maar daar kwam ze niet helemaal uit. Ik ben door de vragen aan het denken gezet en ik wil mijn bevindingen graag met u delen.

Waar ik vroeger erg veel waarde hechtte aan de geïsoleerde theoretische modellen, verdwijnen deze nu steeds meer naar de achtergrond. De beschikbare manieren van meten lijken anders, maar wanneer er beter gekeken wordt, komen er veel overeenkomsten naar voren. Bij vrijwel alle modellen moeten er een strategie, doelen en doelstellingen worden bepaald. Daarna wordt het opgesplitst in verschillende meetbare indicatoren. Het verschil tussen de modellen is het vertrekpunt. Het ene model begint bij de strategie, een ander model start vanuit risico’s en een volgend model juist bij de kwaliteit.

Toen ik tot deze conclusie was gekomen heb ik de vraag van de lezer beantwoord. Mijn “boerenverstand” vind ik tegenwoordig belangrijker dan het volgen van theoretische modellen. Richard Engelfriet beschrijft dit perfect in zijn boek “Zo simpel kan het zijn“.

Een on-going proces

In plaats van het gebruiken van bestaande modellen, gebruik ik mijn eigen verstand om te bepalen welke informatie nodig en relevant is. Vervolgens maak ik zelf een model, dat perfect bij het vraagstuk past. Dit model staat vervolgens niet vast, maar kan gaande weg worden aangepast. Hiermee voorkom ik dat er overzichtjes worden ingevuld omdat het moet. Ik overleg met het MT wat er speelt en zo blijft het model een on-going proces. De in kaart gebrachte informatie monitor ik en koppel ik terug. Er ontstaat een cyclus waarbij de informatiebehoefte steeds weer boven water komt en het proces kan dan worden aangepast.

Mijn aanpak werkt.

De rol en de functie van de controller anno 2017

Over de functie, rol en positie van de controller binnen het Nederlandse bedrijfsleven is de laatste jaren veel te doen. Al in 2009 heb ik in een rondetafelgesprek mijn visie op het beroep van de controller gegeven. In het daarna verschenen artikel “Controllers: waar waren jullie”? is de duale, en daarmee soms lastige positie, weergegeven. Diverse deskundigen hebben daarop hun visie gegeven.

Alarmfunctie Controller

De controller heeft een alarmfunctie, en is daarmee ook een waakhond, een neutraal geweten binnen de onderneming. De mate waarin een controller daadwerkelijk neutraal kan en zal zijn valt nog te bezien. Toch zien meer vakgenoten onze groep financials als leden van het klokkenluidersgilde. De vraag naar getalenteerde controllers – zowel de business controllers als de financial controllers – neemt toe in 2017. Executive Finance kopt dan ook in met de stelling dat de CFO zijn handen vol zal hebben aan het vinden en behouden van goede, hoogopgeleide financials. Voornamelijk de goede, meer extraverte business controllers zijn schaars. Het zijn personen die flink analytische capaciteiten hebben, zich goed in de daadwerkelijke business van het bedrijf kunnen begeven, een brede focus hebben en naast finance kennis hebben van processen, marketing en commercie, strategie: eigenlijk de gehele bedrijfsvoering. De business controller wordt namelijk juist geacht de business te challengen; zich op positief-kritische wijze te bemoeien met de inhoud van de business.

Value Officer

De term ‘value officer’ (Mervyn King) treft doel. In een interview gaf FCO Remon Guitjens (Vue Bioscopen) terecht aan dat een goede controller het in zich moet hebben om de business echt te willen en kunnen doorgronden. Niet alleen moet de controller dan beschikken over een gezonde dosis nieuwgierigheid, maar ook enige affiniteit met de dienst of het product is van belang.

 

Zie ook:

http://tibprojecten.nl/pdf/waar_waren_controllers.pdf

https://www.accountant.nl/opinie/2017/1/controllers-en-accountants-het-klokkenluidersgilde/

http://executivefinance.nl/2017/01/cfo-handen-aan-controller-2017/

Prestatiemeting in organisaties

Door: Joost Niederer

Al in 2005 schreef ik met Kim Bessems een tweeluik over de manier waarop bedrijven prestaties kunnen meten en monitoren. We hebben daarin naast de balanced scorecard ook naar het INK-model, het tolmodel en het COSO-framework gekeken.  De resultaten van ons onderzoek en de bevindingen over de verschillende modellen is nog altijd relevant. Het artikel is hier na te lezen:

Artikel deel 1

Artikel deel 2

Hoorplicht geschonden in bezwaar? Zaak moet desgevraagd terug naar het bestuursorgaan

Rechters zijn nogal geneigd om zaken die aan hen worden voorgelegd bij voorkeur ten gronde af te doen. De finale geschilbeslechting, zoals dat wordt genoemd, is mede ook ingegeven door de kennelijke wens om efficiënt om te gaan met rechtsmiddelen. De proceseconomie wint het echter niet altijd van de juridische merites.

In enkele zaken die door ons kantoor zijn behandeld [1] en [2] was dit het geval. In die zaken – het betrof opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting – waren cliënten het met de naheffingen niet eens. Ons werd verzocht bezwaar te maken. Het horen van een belanghebbende in de bezwaarschriftprocedure is van eminent belang. Het gevolg geven aan de in de Awb vervatte hoorplicht behoort zelfs tot zulke fundamentele beginselen, dat de Hoge Raad meermaals en bestendig oordeelt dat de schending van deze hoorplicht niet onder toepassing van het bepaalde van artikel 6:22 van de Awb kan worden gepasseerd [3]. Een dergelijk betoog zal in belastingzaken vrijwel altijd falen, is onze mening. Zie in dat kader ook [4].

Ook in het bestuursprocesrecht geldt in beginsel dat de procederende partijen de omvang van het geding bepalen. De enige uitzondering op dit uitgangspunt is hetgeen de rechter ambtshalve dient te toetsen, en dat zijn slechts de elementen van openbare orde, zoals b.v. de ontvankelijkheid van het bezwaar en beroep.

Wij zijn van mening dat in navolging van hetgeen de Hoge Raad oordeelt over de hoorplicht, het horen in de bezwaarfase ook daadwerkelijk daar hoort plaats te vinden: in de bezwaarfase! In onze zaken was dat ook als zodanig in beroep aangevoerd: er was wegens schending van de hoorplicht verzocht tot vernietiging van het in beroep bestreden besluit en er was om terugwijzing naar de heffingsambtenaar gevraagd.

De rechtbanken – Rotterdam en Overijssel – meenden echter dat zij de zaak finaal konden beslechten. Beide rechtbanken oordeelden dat het horen in de bezwaarschriftprocedure had moeten plaatsvinden, maar dat die geschonden hoorplicht gerepareerd kon worden door tijdens de mondelinge behandeling ter zitting bij de rechtbank een toelichting te laten geven.

Beide rechtbanken miskennen dusdoende meerdere rechtsregels en -beginselen. Allereerst was de materiële inhoud van beide zaken in de beroepsprocedure niet aan de orde gekomen. Slechts de hoorplicht lag voor. De rechtbank treedt dan buiten de door partijen gestelde omvang van het geding. Daarbij kwam dat de rechtbanken niet hadden te kennen gegeven tijdens de mondelinge behandeling van het beroep ook de materiële kant van de bezwaargronden tegen de naheffingsaanslag aan de orde te zullen stellen. De gevolmachtigde van cliënten was hier dan ook helemaal niet op voorbereid en was – ook om die reden – niet ter zitting verschenen: het geschil beperkte zich immers slechts tot de geschonden hoorplicht. Wij menen dat het horen in de bezwaarfase ook daadwerkelijk daar en door verweerder, in ons geval de heffingsambtenaar, plaats te vinden. Een mondelinge behandeling bij een rechtbank is immers een contact tussen cliënt en de rechter, en in beginsel niet tussen cliënt en verweerder. De rechtbanken hebben dan ook het beginsel van hoor en wederhoor geschonden.

De slotsom is, zoals wij hadden aangevoerd, dat de rechtbanken de zaken niet finaal hadden mogen beslechten. Beide Hoven hebben dit erkend en hebben de uitspraken van de rechtbanken, voor zover bestreden, vernietigd.

 

[1] ECLI:NL:GHDHA:2016:4022 Belastingblad 2017/70 met annotatie van L.J. Boone

[2] ECLI:NL:GHARL:2016:8880

[3] ECLI:NL:HR:2016:114

[4] ECLI:NL:HR:2009:BI3751

Belastingdienst teruggefloten door Hoge Raad

Op 24 februari 2017 heeft ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, uitspraak gedaan in een toch wel spraakmakende zaak over het gebruik van snelwegcamera’s van de politie voor de controle van de rittenadministratie van lease-rijders door de Belastingdienst.[1]

Wat was de casus?

Als een werknemer van zijn werkgever een lease-auto ter beschikking krijgt, dan dient hierover fiscaal te worden bijgeteld. De lease-auto wordt gezien als een stukje loon. Die bijtelling is een percentage over de cataloguswaarde van de auto. De bijtelling kan achterwege blijven wanneer de werknemer een sluitende rittenadministratie heeft die aangeeft dat er in een jaar met de auto minder dan 500 kilometer privé is gereden. Bij enkele Nederlanders is na controle door de Belastingdienst gebleken dat de rittenadministratie niet overeenstemde met signaleringen van de auto op locaties die zijn vastgelegd door snelwegcamera’s van de politie. De Belastingdienst heeft daarom naheffingsaanslagen opgelegd. De belastingplichtingen lieten het er niet bij zitten en hebben bezwaar gemaakt, en vervolgens beroep ingesteld. De zaak is uiteindelijk bij de Hoge Raad terecht gekomen.

Wat zegt de Hoge Raad?

Het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM, formeel: het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) geeft ons in artikel 8 het recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Ook wel gezegd het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dat recht is echter geen absoluut recht. Inbreuk op dat recht door de overheid is toegestaan voor de situaties zoals genoemd in het tweede lid van dat artikel (voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen), en daar zit hem nu net de crux!

De Hoge Raad bepaalt dat de wijze waarop de camerabeelden worden vergaard, verwerkt en bewaard, het privé leven van de belanghebbenden raakt. In dat geval is er een precieze wettelijke grondslag nodig, en deze ontbreekt. De Advocaat-Generaal in deze zaak (Niessen) heeft een hele grondige en systematische analyse gegeven van de wijze waarop het EVRM, den de uitzonderingsbepalingen, dienen te worden toegepast. De Hoge Raad volgt de finale conclusie van de AG wel, maar overweegt zelfs ook nog dat zelfs artikel 55 van de Awr niet een voldoende precieze grondslag biedt voor het vergaren, verwerken en bewaren van de betreffende camerabeelden. De slotconclusie is dan ook deze camerabeelden door de Belastingdienst niet gebruikt mogen worden bij de vaststelling van de naheffingsaanslagen. Twee van de drie zaken zijn voor verdere behandeling verwezen naar het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden; in de derde zaak heeft de Hoge Raad de zaak zelf afgedaan.

Voor vragen over dit artikel kunt u contact opnemen met mr. drs. J.M.C. Niederer

[1] ECLI:NL:HR:2017:286, 287 en 288