Op 24 april plaatste ik op joostniederer.nl een korte blog over Prestatiemetingen in organisaties. Hierin schreef ik kort over een tweeluik dat ik, samen met Kim Bessems, in 2005 heb geschreven voor het Tijdschrift Controlling. Wij bespraken hier de voor- en nadelen van verschillende theoretische modellen. Het artikel is hier terug te lezen:
Kortgeleden kreeg ik van een lezer van de tweeluik een aantal vragen. Zij was in de praktijk aan de slag gegaan met de theoretische modellen die wij bespraken. Zij wilde graag weten of de analyse van de modellen uit 2005 nog relevant was. Ook wilde zij binnen haar bedrijf graag een prestatie meetsysteem voor HR management en opleidingen van een grote groep medewerkers opstellen, maar daar kwam ze niet helemaal uit. Ik ben door de vragen aan het denken gezet en ik wil mijn bevindingen graag met u delen.
Waar ik vroeger erg veel waarde hechtte aan de geïsoleerde theoretische modellen, verdwijnen deze nu steeds meer naar de achtergrond. De beschikbare manieren van meten lijken anders, maar wanneer er beter gekeken wordt, komen er veel overeenkomsten naar voren. Bij vrijwel alle modellen moeten er een strategie, doelen en doelstellingen worden bepaald. Daarna wordt het opgesplitst in verschillende meetbare indicatoren. Het verschil tussen de modellen is het vertrekpunt. Het ene model begint bij de strategie, een ander model start vanuit risico’s en een volgend model juist bij de kwaliteit.
Toen ik tot deze conclusie was gekomen heb ik de vraag van de lezer beantwoord. Mijn “boerenverstand” vind ik tegenwoordig belangrijker dan het volgen van theoretische modellen. Richard Engelfriet beschrijft dit perfect in zijn boek “Zo simpel kan het zijn“.
Een on-going proces
In plaats van het gebruiken van bestaande modellen, gebruik ik mijn eigen verstand om te bepalen welke informatie nodig en relevant is. Vervolgens maak ik zelf een model, dat perfect bij het vraagstuk past. Dit model staat vervolgens niet vast, maar kan gaande weg worden aangepast. Hiermee voorkom ik dat er overzichtjes worden ingevuld omdat het moet. Ik overleg met het MT wat er speelt en zo blijft het model een on-going proces. De in kaart gebrachte informatie monitor ik en koppel ik terug. Er ontstaat een cyclus waarbij de informatiebehoefte steeds weer boven water komt en het proces kan dan worden aangepast.
Mijn aanpak werkt.